Begroting 2019

Paragraaf financiering

Treasuryfunctie en -beleid
Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. En dit op een zodanige wijze, dat risico’s en kosten worden geminimaliseerd en opbrengsten worden geoptimaliseerd.

De wettelijke kaders voor de uitvoering van de treasuryfunctie liggen onder andere vast in de wet financiering decentrale overheden (fido) en de daarbij behorende ministeriële regelingen en de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof). De kaders voor de treasuryfunctie zijn vastgelegd in het Treasurystatuut. Daarin ligt de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie vast in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Ook besteedt het treasurystatuut aandacht aan de bevoegdheden en administratieve organisatie.

Schatkistbankieren
Om beter te kunnen voldoen aan de door Europa gestelde begrotingsdiscipline is sinds 15 december 2013 een daartoe strekkende wijziging van de wet financiering decentrale overheden (fido) van kracht. Met ingang van die datum zijn decentrale overheden verplicht tot schatkistbankieren zonder leenfaciliteit. Dit betekent dat overtollige kasmiddelen niet langer ‘in de markt’ uitgezet kunnen worden maar alleen bij 's Rijks schatkist, zijnde het ministerie van Financiën. Dat is van grote invloed op de treasuryfunctie en – opbrengsten van decentrale overheden.

Uitzettingen uit hoofde van de publieke taak blijven voor decentrale overheden mogelijk. Zo kunnen ook na invoering van het verplicht schatkistbankieren leningen worden verstrekt aan derden of eigen vermogen aan verbonden partijen.
Daarnaast kunnen decentrale overheden er als alternatief voor het aanhouden van overtollige middelen in ‘s Rijks schatkist voor kiezen om schulden af te lossen en/of aan elkaar leningen te verstrekken (los van de publieke taak).
Bij onderling te verstrekken leningen gelden twee voorwaarden. Ten eerste mag er geen verticale toezichtrelatie bestaan tussen geldverschaffer en lener en ten tweede dienen onderlinge leningen aan het CBS te worden gerapporteerd op een nog nader te bepalen wijze. Gelden mogen uitsluitend worden uitgezet in de vorm van hoofdsomgarantieproducten of vastrentende waarden.

Beleidskader 2019 - 2022
Op basis van deze begroting wordt voor de komende jaren wordt een constant financierings-overschot van tussen de € 28,5 miljoen en € 26,6 miljoen verwacht. Over het gehele meerjarenperspectief genomen ontlopen afschrijvingen en investeringen elkaar niet veel waardoor het banksaldo licht op zal afnemen.
Wellicht ten overvloede wordt hierbij opgemerkt dat de financiële consequenties van investerings-voornemens over bijv. het onderwijshuisvestingplan, de Warenar, de Paauw, een sporthal en de gevolgen van de besluitvorming over de herpositionering ten opzichte van Avalex en daarnaast ook nog een eventuele ontvlechting van de werkorganisatie Duivenvoorde, vooralsnog niet in deze begroting verwerkt konden worden. De invloed van (het totaal van) dergelijke beslissingen op zowel de exploitatie als de liquiditeitsontwikkeling is aanzienlijk.

Een wezenlijke afweging bij de bepaling van het financieringsbeleid wordt gevormd door het beschikbaar houden van eigen middelen onder het beleidsuitgangspunt om geen schulden aan te gaan. Dit beperkt het vermogen om overtollige middelen lang uit te zetten. De beschikbaarheid van liquiditeit weegt zwaarder dan het realiseren van rentebaten. ‘Geluk bij een ongeluk’ is hierbij dat het bij de huidige rentemarktverwachtingen zo goed als ondoenlijk is om op korte(re) termijn enige rentebaten te realiseren; zo ook bij het onder het schatkistbankieren toegestane uitzetten bij andere decentrale overheden (hoewel hoger dan over de bij het Rijk aangehouden kasoverschotten). We laten dus eigenlijk geen geld liggen.
Hoewel dit zich niet zal voordoen wordt er in situaties van tijdelijk liquiditeitstekort naar gestreefd om de financieringslasten tot een minimum te beperken. Afgezet tegen de tarieven voor de kortere looptijden voor kort geld (d.w.z. perioden tot 1 jaar), is het voordelig om de rekening-courant-faciliteit bij BNG (maximaal) in te zetten. Deze wijze van financiering wordt beperkt door de maximaal aan te trekken hoeveelheid korte middelen die tot uitdrukking komt in de kasgeldlimiet.

Financieringspositie 2019
Begin 2019 bestaat de beleggings- en financieringsportefeuille ad € 31,9 miljoen naar verwachting uit:

Tabel 30  Verwachte beleggingsportefeuille per 1 januari 2019   (bedragen x € 1.000)

Uitgezette c.q. opgenomen middelen

Looptijd

Bedrag per 1 januari 2019

Gemiddeld rente-percentage

Expiratie

Uitgezette gelden

Rabo lening

10 jaar

15.000

4,7

09-07-19

BNG rekening courant

352

0,0

dag.opvr.

Langlopende leningen u/g

3.434

div.

Schatkistbankieren rekening courant

13.514

0,0

dag.opvr.

Opgenomen gelden

Belegde spaarpremies hypotheken

-427

Saldo uitzettingen en opgenomen middelen

31.873

Ontwikkeling liquiditeit
In de berekening van de korte termijn, liquiditeitsprognose dienen de lange termijn-/ kapitaalmarkt uitzettingen en financieringen buiten beschouwing te worden gelaten. Aldus gecorrigeerd heeft het bovenstaande overzicht van de beleggings- en financieringsportefeuille van begin 2019 naar verwachting een overschot aan kort geld van ca. € 13,9 miljoen in zich.
Halverwege 2019 wordt de lang uitgezette Rabo-lening van € 15,0 mln. afgelost waardoor de beschikbare liquiditeit bijna verdubbelt. Binnen het door het van kracht zijnde schatkistbankieren dient bezien te worden in hoeverre de verwachte overliquiditeit renderend uitgezet zal kunnen worden.

De prognosebalans is opgesteld in de veronderstelling dat van de uit eerdere besluitvorming openstaande (investerings-) kredieten van in totaal € 9,4 mln. aan het eind van het lopende begrotingsjaar ca. € 5,9 mln. zal zijn uitgegeven. Voor de door te schuiven openstaande bedragen en in het meerjarenperspectief opgenomen nieuwe (vervangings)investeringen wordt van een jaarlijkse realisering van rond de € 4,0 miljoen uitgegaan.

De in de financiële begroting en bijlagen opgenomen bedragen voor balansposten zijn uiteraard nog wel opgesteld conform de huidige besluitvorming; van een aangepaste investeringsplanning en liquiditeit en daarmee gepaard gaande vermindering van de eventueel als dekking dienende reserves, is daar geen sprake.

Tabel 31  Geprognosticeerde balans (bedragen x € 1.000)

Boekwaarde per 31 december

2018

2019

2020

2021

2022

ACTIVA

Materiële vaste activa

Volgens staat C

39.833

40.324

38.530

37.614

35.998

Financiële vaste activa

langlopende uitzettingen

15.000

0

0

0

0

langlopende leningen u/g

3.434

3.407

3.379

3.351

3.324

Deelnemingen

455

455

455

455

455

Voorraden

MPG (bouwgrondexploitaties)

0

0

0

0

0

Uitzettingen < 1 jaar

vorderingen openbare lichamen *

3.666

3.666

3.666

3.666

3.666

Rek Courant met Rijk

13.514

25.107

25.812

25.196

26.578

Rek Courant niet financieel *

42

42

42

42

42

Overig *

2.852

2.852

2.852

2.852

2.852

Liquide middelen **

352

352

352

352

352

Overlopende activa *

3.957

3.957

3.957

3.957

3.957

Totaal activa

83.106

80.162

79.045

77.486

77.224

PASSIVA

Eigen Vermogen

   Algemene reserves

37.262

42.247

42.247

42.247

42.247

   Bestemmingsreserves

18.625

11.637

11.274

10.912

10.769

Vreemd Vermogen

Voorzieningen

18.170

17.239

16.495

15.308

15.199

Vaste geldleningen

427

417

407

397

387

Kortlopende schulden < 1 jaar *

4.106

4.106

4.106

4.106

4.106

Overlopende passiva *

4.516

4.516

4.516

4.516

4.516

Totaal passiva

83.106

80.162

79.045

77.486

77.224

*Voor deze posten die eigenlijk uit de bedrijfsvoering volgen, is uitgegaan van het 3-jaarsgemiddelde van de jaarrekeningen over 2015, 2016 en 2017.
** De post liquide middelen is gebaseerd op het maximaal onder het schatkistbankieren aan te houden banksaldo.
*** De ontwikkeling van het financieringssaldo wordt weergegeven in de ontwikkeling van de post rekening courant met het Rijk.

Netto schuldquote
Omdat Wassenaar geen langlopende geldleningen heeft aangetrokken, geen leningen heeft (door)verstrekt aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen en dit voorzienbaar de komende tijd ook niet zal doen, bedraagt de verwachte netto schuldquote per 1 januari 2019 ongeveer -54,0% en gecorrigeerd voor alle leningen -60,2%. Aan het eind van 2019 zijn deze waarden naar verwachting afgenomen tot respectievelijk -46,5% en -52,3%. Deze ontwikkeling komt overeen met afname van het leningenoverschot van ongeveer € 3,4 miljoen.

Renteontwikkeling 2018
Sinds de laatste aanpassing van 10 maart 2016 door de Europese Centrale Bank van het tarief voor de herfinancieringsrente bedraagt deze de historisch lage 0,00 %. Banken kunnen dus om niet kort geld lenen bij de ECB. Op de interbancaire geldmarkt geldt evenwel een nog lager 3-maandstarief van –0,32 %.
De Nederlandse economie groeit in 2018 en 2019 met resp. 2,7% en 2,5% naar verwachting meer dan die van de gehele Eurozone (resp. 2,1% en 1,8%). De Nederlandse inflatie is in 2019 met 2,3%.iets hoger dan het Euro-gemiddelde. Dit komt mede door de verhoging van de BTW.
De korte rente handhaaft zich waarschijnlijk op het huidige niveau. De lange rentetarieven zullen onder invloed van het economisch herstel iets oplopen.
Uitgaande van het Economisch beeld van BNG van 20 augustus jl. wordt halverwege 2018 een korte (3 maands)rente van ca. -0,20 % verwacht voor kasgeld. De depositovergoedingen van het agentschap van het Ministerie van Financiën lopen daardoor ook in 2018 iets verder terug naar –0,4%. De verwachting voor de 10-jaarsrente aan het begin van 2018 bedraagt afgerond 0,8 %. De verwachte gemiddelde 10-jaarsrente over 2019 bedraagt 1,1 %.

Rente- en beleggingsresultaat 2018
Op basis van bovenstaande ontwikkelingen en verwachtingen wordt in 2019 per saldo een positief rente- en beleggingsresultaat van in totaal € 409.000 geraamd. In dit resultaat is een bate van € 352.500 opgenomen voor de € 15,0 mln. Rabo-lening uit hoofde van de eerste tranche verkoopopbrengst van het gemeentelijk belang in Nuon Energy. Daarnaast is voor de ambtenarenhypotheken per saldo een bate van ca. € 79.000 geraamd.

Risicobeheer
Alle treasury-activiteiten vinden plaats binnen de kaders, richtlijnen en limieten als vastgesteld in het Treasurystatuut en overige wetgeving (voor zover deze niet in het Treasurystatuut zou zijn verwerkt).

Toezichtnormen
De kasgeldlimiet stelt een bovengrens aan de netto-vlottende schuld en beperkt daarmee het renterisico op de korte schuld. De limiet wordt bepaald voor korte financiering met een rente-typische looptijd van maximaal 1 jaar en wordt gerelateerd aan het begrotingstotaal.
Met een begrotingstotaal van ca. € 60,3 miljoen bedraagt de kasgeldlimiet voor 2019 € 5.125.000 (8,5%). Ten opzichte van de begroting voor 2018 neemt hierdoor het bedrag dat aan korte termijnfinanciering kan worden aangetrokken ter financiering van de publieke taak met € 44.000 af.

Tabel 32  Prognose kasgeldlimiet 2019 (bedragen x € 1.000)

Prognose kasgeldlimiet 2019 aan het begin van het kwartaal

1 e kwart.

2 e kwart.

3 e kwart.

4 e kwart.

1. Gemiddeld liquiditeitssaldo (bruto)

13.866

16.764

19.662

22.561

2. Kasgeldlimiet

5.608

5.608

5.608

5.608

3. Ruimte onder de kasgeldlimiet (2+1)

19.474

22.372

25.270

28.169

4. Overschrijding van de kasgeldlimiet (2+1)

-

-

-

-

5. Minimaal aan te trekken lange financiering 2019 (cumulatief) (4)

-

-

-

-

Zoals eerder gesteld heeft het liquiditeitsoverschot een structureel karakter dat in de loop van het huidig meerjarenperspectief zal afnemen (dit voornamelijk als gevolg van voorgenomen investeringen en het onderhoud van de openbare ruimte).
De kasgeldlimiet wordt in 2019 niet overschreden. Er wordt dus geen lange financiering aangetrokken.

Het renterisico op de lange financiering (langer dan een jaar) wordt beperkt door de renterisiconorm die aangeeft in hoeverre er sprake is van een verantwoord geachte spreiding van aflossingen en herfinanciering in de leningenportefeuille. Spreiding dient te voorkomen dat in enig jaar een relatief groot deel van het vreemd vermogen geherfinancierd dient te worden en/of dat renteaanpassing plaats zal vinden in perioden waarin de rente relatief hoog is.
De renterisiconorm zorgt er voor dat rentestijgingen vertraagd doorwerken op de rentelasten en –baten in enig jaar. Overschrijding van de renterisiconorm betekent dat de gemeente in een bepaald jaar een groter renterisico op de bestaande lange schuld loopt dan de toegestane 20% van het begrotingstotaal.

Ervan uitgaande dat in beginsel eerst in de tijdelijke liquiditeitsbehoefte zal worden voorzien met goedkoper kort geld en dat daarvan slechts wordt afgeweken om overschrijding van de kasgeldlimiet te vermijden en rekening houdend met de vrijvalkalender van de financieringsportefeuille, laat de eerder geschetste ontwikkeling van de gemeentelijke liquiditeitspositie zich vertalen in het navolgende meerjarenbeeld voor de renterisiconorm:

Tabel 33 Prognose renterisico vaste schuld (bedragen x € 1.000)

Renterisico vaste schuld

2019

2020

2021

2022

1

Renteherzieningen

0

0

0

0

2

Aflossingen

0

0

0

0

3

Renterisico (1 + 2)

0

0

0

0

4

Renterisiconorm

13.196

11.834

11.954

11.647

5a

Ruimte onder renterisiconorm (4-3)

13.196

11.834

11.954

11.647

5b

Overschrijding renterisiconorm (4-3)

4a

Begrotingstotaal

65.978

59.168

59.768

58.237

4b

percentage regeling

20%

20%

20%

20%

4

Renterisiconorm (4a x 4b)

13.196

11.834

11.954

11.647

Wet Houdbare overheidsfinanciën
Volgens Europese regelgeving mogen EU-lidstaten een begrotingstekort (EMU-saldo) hebben van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (BBP). In 2013 is de Wet houdbare overheids-financiën aangenomen waarmee decentrale overheden een gelijkwaardige inspanning leveren bij het streven te voldoen aan de Europese begrotingsdoelstellingen. De wet komt er op neer dat het begrotingstekort (lees: de geldschepping) door alle medeoverheden beperkt dient te blijven tot een jaarlijks afnemende afgeleide norm van voor 2018 inmiddels 0,3% van het bruto binnenlands product (bbp). Om hun EMU-saldo te kunnen monitoren zouden voor gemeenten en provincies jaarlijks individuele EMU-referentiewaarden worden gepubliceerd. Sinds 2015 heeft dit evenwel niet plaatsgevonden.
Eind september is het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen waarin besloten wordt of er voor 2019 referentiewaarden zullen worden vastgesteld. Ze kunnen pas 4 weken nadat de minister van Financiën de Staten-Generaal daarover heeft geïnformeerd worden vastgesteld.

In de afgelopen kabinetsperiode zijn er geen overschrijdingen van de macronorm opgetreden en er zijn dan ook geen sancties opgelegd. Bestuurlijk was overigens overeengekomen dat op daadwerkelijke overschrijdingen geen sancties zouden volgen.
Dreigt de landelijke macronorm in de nieuwe kabinetsperiode overschreden te worden dan zullen wellicht maatregelen genomen worden waarbij de individuele referentiewaarden en eventuele overschrijding daarvan als aanknopingspunten dienen. Vooralsnog wordt een overschrijding van die landelijke norm evenwel niet voorzien.

In 2015 bedroeg de referentiewaarde voor Wassenaar uitgaande van de oorspronkelijke 0,5%-norm € 2,324 miljoen, voor 2019 is er dus vooralsnog geen referentiewaarde.
Het EMU-saldo voor Wassenaar voor 2019 komt uit op -€ 3,2 miljoen. Het betekent in EMU-termen dat de uitgaven € 3,2 miljoen groter zijn dan de inkomsten.

Tabel 34 Berekening EMU-saldo (bedragen x € 1.000)

Berekening EMU-saldo

Vraag

2018

2019

2020

2021

2022

Volgens realisatie tot en met juni 2018, aangevuld met raming resterende periode

volgens

begr

2019

 +

1

Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c)

-2.135

-1.793

-193

1.013

-3

 +

2

Afschrijvingen ten laste van de exploitatie

2.473

2.388

2.448

2.356

2.381

 +

3

Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie

5.504

2.755

2.678

2.629

2.676

 -

4

Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd

5.882

4.000

654

1.440

765

 +

5

Baten uit bijdragen van andere overheden, de Europese Unie en overigen, die niet op de exploitatie zijn verantwoord en niet al in mindering zijn gebracht bij post 4

1.047

1.121

0

0

0

6

Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa:

 +

Baten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa (tegen verkoopprijs), voor zover niet op exploitatie verantwoord

0

0

0

0

0

 -

7

Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijp maken e.d. (alleen transacties met derden die niet op de exploitatie staan)

0

0

0

0

0

8

Baten bouwgrondexploitatie:

 +

Baten voorzover transacties niet op exploitatie verantwoord

0

0

0

0

0

 -

9

Lasten op balanspost Voorzieningen voorzover deze transacties met derden betreffen

4.627

3.686

3.422

3.816

2.784

 -

10

Lasten ivm transacties met derden, die niet via de onder post 1 genoemde exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten laste van de reserves (inclusief fondsen en dergelijke) worden gebracht en die nog niet vallen onder één van bovenstaande posten

0

0

0

0

0

11

Verkoop van effecten:

11a

Gaat u effecten verkopen? (ja/nee)

nee

nee

nee

nee

Nee

 -

11b

Zo ja wat is bij verkoop de verwachte boekwinst op de exploitatie?

0

0

0

0

0

Berekend EMU-saldo

-3.620

-3.216

857

742

1.505

*aangevuld met raming resterende periode

De met de realisatie gecorrigeerde raming voor 2018 laat een geldscheppend effect zien van € 3,6 miljoen dat in belangrijke mate valt toe te schrijven aan de in 2018 verwacht te realiseren investeringsuitgaven € 5,9 mln. Van de openstaande investeringen wordt naar verwachting ca. € 3,5 mln. in 2019 uitgegeven.
2019 geeft een geldschepping te zien van € 3,2 mln. te zien waarmee de nog vast te stellen maximaal toegestane referentiewaarde wellicht gering zal worden overschreden. Die overschrijding leidt waarschijnlijk niet tot sancties omdat de landelijk gerealiseerde norm over 2019 naar verwachting weer net als voorgaande jaren, binnen de norm zal blijven. Oorzaak is met name het bij de decentrale overheden aanwezige planningsoptimisme bij investeringen.
VNG adviseert gemeenten dan ook om niet heel strak te sturen op de EMU-referentiewaarde. Tussen de decentrale overheden worden plussen en minnen ten opzichte van de individuele EMU-referentiewaarde namelijk gesaldeerd en strikte focus op de eigen norm leidt mogelijk tot een onnodig uitstel van investeringen door gemeenten.
De EMU-systematiek werkt daarnaast op een andere manier dan het baten-lastenstelsel dat decentrale overheden hanteren. Investeringen en uitgaven die worden gedekt uit reserves tellen bijvoorbeeld niet mee in de uitkomst in het baten-lastenstelsel, maar tellen wel door in het EMU-saldo. Bij een sluitende begroting kan een gemeente daardoor toch een negatief EMU-saldo hebben.

In plaats van focus op het EMU-saldo kunnen gemeenten beter sturen op de ontwikkeling van de hoogte van de schuld. Als Wassenaar hebben wij aandacht voor de financieringspositie van onze gemeente via de jaarstukken en begroting en de daarin verplicht opgenomen paragrafen Financiering en Weerstandsvermogen en risicobeheersing.
Voor de jaren na 2019 wordt verwacht dat er een geldverkrapping van de exploitatie uitgaat.


Berekening omslagrente 2019

a.

Externe rentelasten over de lange en korte financiering

40.026

-

b.

Externe rentebaten

449.500

-

Totaal door te rekenen externe rente

409.474

-

c1.

Rente toe te rekenen aan grondexploitaties

0

-

c2.

Rente projectfinanciering toe te rekenen aan taakveld

0

-

c3.

Rentebaten van doorverstrekte leningen indien daar 

projectfinanciering voor is aangetrokken

0

+

Aan taakvelden toe te rekenen externe rente

409.474

-

d1.

Rente over eigen vermogen

0

+

d2.

Rente over voorzieningen

0

+

Aan taakvelden toe te rekenen rente

409.474

-

e

Werkelijke aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag)

0

-

f

Renteresultaat op het taakveld Treasury

409.474

-


Met een negatief toe te rekenen rente is sprake van een omslagrente van 0%. De kapitaallasten bestaan daarmee alleen uit afschrijvingen.


Kasstroomoverzicht (Staat van herkomst en besteding der middelen)

Bedragen x € 1.000

Begroting

2019

Toename

Stortingen in reserves

5.985

Stortingen in voorzieningen

2.755

Afschrijvingen

2.388

Aflossingen verstrekte geldleningen/deelnemingen

15.028

Begrotingssaldo

209

totale toename

26.366

Afname:

Netto investeringen

-2.879

afname vaste schulden

-10

Beschikking over reserves

-7.988

Beschikking over voorzieningen

-3.686

totale afname

-14.563

Mutatie liquide middelen 

11.802

Waarvan:

Toename rekening courant met Rijk

11.593

Begrotingssaldo (nog niet bestemd)

209